Premiejager Arizona gaat eens op huis aan om te ontdekken dat zijn vader vermoord is. Naar blijkt is de plaatselijke tiran Styles hiervoor verantwoordelijk. Styles koopt alle land in de buurt op en vermoord degenen die niet wensen te verkopen. De sheriff, die danst naar de pijpen van Styles, is niet gediend van Arizona. Maar deze kan niet worden weggestuurd, daar hij gaat ´werken´ voor een alcoholist. Deze kerel werd de moord van zijn eigen broer in de schoenen geschoven en zijn nichtje dreigt te gaan trouwen met Styles, die zo een waardevolle mijn in zijn bezit zal krijgen. Arizona zal voor een ieder de kastanjes uit het vuur moeten halen, terwijl Styles een ongure collega van Arizona, de coole Towers, heeft aangesteld om Arizona uit de weg te ruimen...
Frank Braña krijgt een grotere rol toebedeeld dan normaal het geval en weet te overtuigen als slechterik Styles. Hij wordt echter in coolheid overtroffen door Carlo Gaddi, die de ongure premiajger Towers speelt. Terwijl Camardiel wederom de zuiplap speelt, beweegt hoofdrolspeler Peter Lee Lawrence zich met gemak door de prent als arrogante, jonge, pistolero; een rol waarvoor hij dikwijls werd gecast. Het meest komische moment is toch wel dat hij actrice Maria Pia Conte een pak voor de broek geeft.
Juan Bosch komt hier met een luchtige spaghetti western, die nergens te serieus is, doch evenmin poogt lachsalvo´s te oogsten. De regisseur schiet een kundig geheel en weet uit een standaard scenario een bovengemiddelde film te halen, waarin ruim voldoende geschiet zit. De (goede) muziek van Bruno Nicolai hoorde ik reeds in minimaal vier andere spaghetti westerns. Vernuftig is het niet, maar het werkt wel. En zo valt de film, in zijn geheel, eigenlijk wel samen te vatten.