Sinds enige tijd weet je niet meer wat je van Liam Neeson moet verwachten; ooit werd hij gezien als één van de talentrijkste acteurs van zijn generatie, maar de laatste tijd was hij voornamelijk te zien in hard actiewerk. The Grey is een film met veel actie (zij het wat andere actie dan gewoonlijk), maar biedt Neeson ook de gelegenheid om te tonen dat hij nog steeds een goed acteur is (gek genoeg bevalt hij me altijd beter in het actiewerk, ik ben nooit een fan geweest van zijn acteerwerk in dramatische rollen)
Neeson werkt voor een maatschappij die in het verre Noorden van Alaska olieboringen verricht. Hij is geen gewone arbeider, maar een jager: hij moet de wolven doden voordat deze de arbeiders opvreten. Als het vliegtuig dat de arbeiders naar huis brengt crasht boven het binnenland van Alaska, zijn de overlevenden aangewezen op hem, en op zijn kennis van wolven, want ze worden ogenblikkelijk ingesloten door hongerige viervoeters. Robinson Crusoë in Wolvenland, zou je kunnen zeggen.
Als survivaltocht maakt The Grey een degelijke indruk. De film is niet groots maar wel spannend en de aanvallen van de wolven zijn heerlijk grimmig. De wolven ogen soms wat digitaal, maar echt hinderlijk is dat niet. Wat wel een probleem vormt, zijn de soms nogal hoogdravende pretenties. Neeson verliest zich diverse keren in gemijmer en filosofietjes over de zin van het bestaan. Je hebt de indruk dat regisseur/co-scenarist Joe Carnahan wilde klinken als Ernest Hemingway of Cormac McCarthy. Alleen, je wordt niet zomaar één van de beste schrijvers ter wereld genoemd. Op dat punt heeft Carnahan nog veel te leren.