Deze aflevering in de langlopende reeks wordt vaak omschreven als de laatste klassieke en eerste moderne Dracula. De sfeer van eerste producties van het Britse Hammer House of Horror is nog voelbaar aanwezig, maar er zijn ook meer nadrukkelijke erotische toespelingen en de griezelscènes worden wat meer bloediger en grafischer, met hoektandjes die zich zichtbaar in het vrouwenvlees boren.
Een bisschop arriveert in een dorpje in Transsylvanië dat een lusteloze indruk maakt: de mensen hebben hun geloof en vertrouwen verloren. Desgevraagd wijzen ze op het kasteel in de heuvels: het is allemaal de schuld van de eigenaar, Graaf Dracula. Hij ligt in zijn kist, maar zelfs de dood kan hem niet temmen. De bisschop besluit de boze geest van de vampier te verdrijven met de hulp van de plaatselijke priester, maar die priester heeft zijn geloof verloren, en zijn bloed brengt Dracula terug tot leven. De Graaf gaat onmiddellijk op zoek naar jonge maagden, onder wie het nichtje van de bisschop ...
Dit is een redelijk kleine productie, gemaakt met een bescheiden budget. Hierdoor moest worden uitgeweken naar goedkopere locaties, en sommige fans van de serie waren daar absoluut niet blij mee. De sfeer is echter goed, met veel spookachtige taferelen en een heerlijk schmierende Christopher Lee als de Duivelse Dracula. Carlson is adembenemend als het bedreigde nichtje en werd dankzij deze rol een regelmatig terugkerend gezicht in horrorfilms uit de vroege jaren zeventig. De christelijke symboliek maakt soms een wat overdreven indruk. Crucifixen en rozenkransen zijn oké, maar een goddeloze die bij het zien van een stervende vampier het geloof ontdekt, lijkt me wat te veel van het goede.