Fred Williamson is Tommy Gibbs, een Afro-Amerikaanse jongeman uit Harlem die op een vreemde manier gestalte geeft aan de Amerikaanse droom: als kind poetste hij de schoenen van de politiemensen en criminelen die in zijn wijk de dienst uitmaakten, als volwassene wordt hij de keizer van de plaatselijke onderwereld. De film vertelt het verhaal van zijn hevige strijd om de macht met de Italiaanse Mafia en zijn levenslange vete met een corrupte Ierse politieman, die hem als kind bijna kreupel heeft geslagen.
Black Caesar maakt deel uit van een genre dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw erg populair was en blaxploitation wordt genoemd. Het waren goedkoop gemaakte actiefilms waarin zwarte sterren toonden dat zwarte mensen in niets onderdeden voor blanken, en een een aantal zaken (met name op het gebied van seks en geweld) juist stukken beter waren. Voor een film uit het blaxploitation-genre, is Black Caesar tamelijk ambitieus: Tommy Gibbs is één en al bling bling, zoals de meeste zwarte helden, maar hij is ook een dramatisch personage: hij verliest de realiteit uit het oog en begrijpt niet dat iemand die aan de top staat geen vrienden meer heeft, enkel volgelingen en vijanden. Zelfs zijn familieleden keren zich uiteindelijk tegen hem.
Het tempo van Black Caesar ligt zo hoog dat het nooit saai wordt; het hoogtepunt is een achtervolgingsscène waarbij een gewonde Gibbs op klaarlichte dag door huurmoordenaars wordt nagezeten door de straten van New York. Het verhaal over de opkomst en ondergang van een gangster, is echter overbekende kost, het enige nieuwe aspect is de donkere kleur van het hoofdpersonage. Voor en na Black Caesar, werden dergelijke rollen ingevuld door onder meer Edward G. Robinson, James Cagney en Al Pacino, en dat waren toch echt betere acteurs dan Williamson. Freddie is wellicht de hipste acteur uit de geschiedenis, maar zijn bakkebaarden zijn uiteindelijk indrukwekkender dan zijn acteertalent.