De titelfiguur, Tamara Drewe, is een jonge vrouw die na jaren terugkeert naar haar geboortedorp in Dorset, Zuid-Engeland. Als kind was ze het lelijke eendje dat door leeftijdsgenootjes werd gepest met haar grote neus, maar de tijd heeft niet stil gestaan: tegenwoordig is ze de sterreporter van een bekende krant en plastische chirurgie heeft wonderen verricht voor haar neus. Het eendje is een vamp geworden. Haar leeftijdsgenoten noemen haar Plastic Fantastic en alle mannen vallen voor haar, inclusief een schrijver van middelbare leeftijd (op wie ze vroeger heimelijk verliefd was) en de drummer van een succesvolle rockband (die ze onlangs heeft geïnterviewd).
Tamara Drew is gebaseerd op een stripverhaal en de inhoud is speels en lichtvoetig. Allemaal dingen die je niet direct zou verwachten van iemand als Stephen Frears, de regisseur van klassiekers als Prick up your Ears en Sammy and Rosie Get Laid. Frears zag Tamara Drewe als een tussendoortje, maar vreemd genoeg lijkt hij in deze film iets terug te krijgen van de gevatheid en zelfs het venijn dat zijn vroege films kenmerkte. Tamara Drewe zit vol wonderlijke observaties en onder alle speelsheid en lichtvoetigheid gaat een vertelling schuil die enkele giftige pijlen afvuurt op de Britse burgerij. Helaas stelt slot - waarin alles wonderbaarlijk op zijn plaats valt - teleur.
Frears blijkt nog steeds een uitstekend spelregisseur die het beste uit zijn acteurs haalt. Gemma Arterton is zoals gewoonlijk erg goed, maar is niet echt het middelpunt van de film: Frears heeft even veel oog voor de personages rondom haar, die door haar aanwezigheid worden beïnvloed, zoals de zelfingenomen schrijver en diens trouwe en hardwerkende echtgenote (Greig), die tot de slotsom komt dat haar leven op drijfzand is gebouwd. Jessica Barden steelt de show als een vuilgebekte, agressieve tiener die gemene spelletjes speelt die bijna (ongewild) tot een catastrofe leiden.