De hoofdfiguren in deze spaghettiwestern uit 1968 heten Lord en Bull. Lord is een charmante flierefluiter, Bull zijn wat knorrige en zwaar uitgevallen compagnon. Vanwege deze combinatie wordt de film wel gezien als een voorloper van de latere Trinity-films met het duo Hill & Spencer, maar ondanks de satirische inslag ligt de nadruk nog steeds op harde actie. De humor is ook eerder grimmig dan uitbundig en slapstick is vrijwel geheel afwezig.
Het tweetal wordt door een rechter uitgenodigd in een westernstadje waar een Zuidelijke kolonel aan het eind van de Burgeroorlog een goudschat heeft verborgen waarnaar sindsdien iedereen op zoek is. De rechter wordt vlak na hun aankomst vermoord maar Lord en Bull blijven ter plaatse om orde op zaken te stellen. Ze beschikken slechts over twee aanwijzingen, de titel van een boek, Camelot, en de naam van diens gehandicapte dochter, Regina. Het boek hebben ze snel gevonden, maar Regina wordt op een locatie buiten de stad vastgehouden door haar misdadige oom, die een compleet leger aan scherpschutters heeft ingehuurd om belangstellingen op afstand te houden ...
Het thrillerachtige scenario telt de nodige verrassingen (de laatste onthulling is zelfs verbluffend) maar doordat de handeling vrijwel geheel binnen de grenzen van een westernstadje afspeelt, ontbeert de film de kenmerkende schilderachtigheid van het genre. De sfeer doet soms denken aan die van een horrorproductie: er zijn veel nachtelijke scènes en een langdurige schietpartij is gesitueerd in een slachthuis (!). Hilton en Barnes zijn een goed contrasterend duo, maar het zijn vooral enkele bijrolacteurs die de aandacht trekken: Horst Frank als psychopatische schurk en Loni von Friedl als de gehandicapte dochter die weerloos lijkt maar stiekem iedereen om haar vinger windt.