Op de dag dat ze uitgehuwelijkt wordt aan een kwallerige kerel, volgt Alice Kingsleigh een vreemd konijn dat ze tegenkomt. Het konijn verdwijnt in een gat in de grond, waar Alice per ongelukt ook invalt. Ze belandt hierdoor in Wonderland en raakt betrokken bij de strijd van de White Queen en de Mad Hatter om de slechte Red Queen te verslaan. Alice is namelijk de enige die de mysterieuze Jabberwocky kan verslaan.
Deze
Alice in Wonderland is gebaseerd op de gelijknamige geanimeerde Disney-klassieker uit 1951. In de hoofdrollen treffen we een flink aantal bekende acteurs aan die zich over het algemeen redelijk van hun taak weten te kwijten. Hoewel weinig inspirerend, doet Mia Wasikowska haar best als de naïeve en twijfelende Alice. De echte hoofdrol wordt echter opgeëist door Johnny Depp, die een matige herhaling doet van zijn geniale
Edward Scissorhands van twintig jaar geleden. Ik had Depp ooit redelijk hoog zitten, maar de laatste jaren kan hij nog slechts één soort rol spelen. Daar ben ik inmiddels een beetje op uitgekeken. Sterker nog, deze rol raakt gemakkelijk aan mijn irritatiefactor.
Alice in Wonderland uitzitten bleek dan ook een hels karwei te zijn.
Dat ligt overigens niet alleen aan Johnny Depp. Deze avonturenfilm verwondert de kijker vrijwel continu met prachtig vormgegeven fantasievolle beelden. Dat geldt zowel voor de creaturen in de wereld als voor de achtergrondbeelden. Deze worden met een dusdanig hoge frequentie op je afgeschoten, dat er nauwelijks tijd is om van een scène te genieten. Net als je eindelijk denkt alles ontdekt te hebben, word je alweer met de volgende gebeurtenis om de oren geslagen. Erg vermoeiend allemaal. Een vervolg,
Alice Through the Looking Glass, verscheen in 2016. Ik ga me er niet aan wagen, maar wie deze eersteling goed vond kan - afgaande op de trailer - zich opmaken voor meer van hetzelfde.