Op de vlucht voor de politie, belandt een stelende zwever middenin een circusvoorstelling. Het publiek vindt hem geweldig en de zwerver krijgt dan ook een job aangeboden. Problematisch is echter dat de zwerver enkel onbewust grappig kan zijn. Terwijl de zwerver de grote publiekstrekker is, hij heeft dit aanvankelijk niet door, wordt hij verliefd op de dochter van de grote baas. Deze heeft echter een oogje op de nieuwe koorddanser. Als deze niet komt opdagen, grijpt de zwerver zijn laatste kans en neemt hij diens plaats in op het koord...
Een groot Charlie Chaplin fan ben ik niet; collega Boobers bijvoorbeeld kan een stuk beter met 's mans werk uit de voeten. Van The Circus had ik helemaal nog nooit gehoord. Het Nutshuis in Den Haag vertoonde de film op een zaterdagochtend (hoe verzin je het) en het leek mijn vrouw een goed idee om er heen te gaan. Aldus geschiedde. Er was welgeteld nog een andere idioot op afgekomen. Deze had zijn zoontje meegesleurd. Toen deze kreeg uitgelegd dat het een stomme film betrof, welke nog ouder was dan zijn oma, merkte hij schamper op dat het vast een "hele slechte film" zou zijn. In nog half benevelde toestand vond ik dit het geestigste van die ochtend, maar eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het jochie het niet bij het rechte eind had.
Chaplin schreef, produceerde en regisseerde de prent, waarin hij ook nog eens de hoofdrol voor zijn rekening nam. Hij legt hierbij een behoorlijke vindingrijkheid aan de dag; niet alleen als acteur, maar tevens in de andere, voornoemde, taken. De setups zijn slim te noemen en verraden de brille van de meester. Hoewel ik nimmer hardop moest lachen, kon ik de vakkundigheid zonder meer waarderen en vermaakte ik mij zowaar met deze stokoude komedie. Een vleugje, goed geplaatste, melancholie zorgt voor pluspunten.