Robert Thorn (Gregory Peck) wordt benoemd tot Ambassadeur en verhuist naar Londen samen met zijn vrouw en hun pasgeboren zoon. Ze wonen in een enorme mansion en alles gaat goed. Ze zijn erg gelukkig samen. Maar op het verjaardagsfeestje van het zoontje hangt de oppas haarzelf op aan de gevel van het huis als ze aan het feesten zijn in de tuin. De daaropvolgende oppas is erg mysterieus maar ze geven haar een kans. Een grote hond duikt telkens op rond het huis en een priester valt Robert lastig met allerlei vage verhalen over Antichrist, de apocalyps en natuurlijk 666. Als zijn vrouw ernstig gewond raakt door een vaag ongeluk waarbij het zoontje met zijn driewieler tegen haar oprijdt waardoor zij over de reling valt, begint Robert te beseffen dat er iets flink mis is. De kleine rakker is the devil himself! Hij reist allerlei landen af, clues opsporend, en komt tot de bevinding dat de enige manier om verlost te worden van de nare situatie is door een stel messen door het lichaampje van zijn zoon te raggen.
De hele film is omhuld in een duistere sfeer. Je raakt er gauw in. De horrormomenten zijn vrij schaars, maar zijn wel goed gedaan. Het is dan geen splatterhorror, maar meer botte horror waarbij mensen op vreemde manieren doodgaan. Natuurlijk worden alle clichés van een dergelijke exorcist-achtige film heerlijk aangehaald, zoals monniken, bijbelverhalen, grafplaatsen en 666-tatoeages. Dat hoort er simpelweg bij. Nieuw voor mij was het gebruik van grote honden als beschermers van de duivel. Er wordt aardig en overtuigend geacteerd. Zo zie je maar weer dat kinderen krijgen echt een hel kan zijn.