Ultragoedkope western die van de ellende aan elkaar hangt, waarin een groep goudzoekers een Indianenstam afslacht en een squaw (een denigrerende benaming voor een Indianenvrouw) ontvoert. Van deze wordt namelijk verondersteld dat ze weet waar een hoop goud te vinden is. Als de broer van de squaw terugkomt, treft hij dus zijn hele gemeenschap dood aan. Vooral wegens de dood van zijn vrouw en kind zint hij dan ook op wraak. Deze wraakactie komt zeer langzaam op gang, daar de Indiaan reist met de benenwagen en de goudzoekers over paarden beschikken.
Na eenenvijftig minuten mogen we dan eindelijk het eerste wapenfeit van de Indiaan begroeten. De grootste -en irritantste- debiel van de groep wordt getroffen met een pijl die hem vanaf zijn middel verlamt. De groep laat hem achter op zoek naar het goud. De Indiaan legt nogal wat sadisme aan de dag in zijn wreken. De verlamde gast bindt hij met een touw vast, zodat deze net niet bij water kan, waarop hij dus van de dorst sterft. Een broer van deze gast laat hij langzaam verdrinken. Een derde kerel krijgt een zak met slangen over zijn hoofd en legt ook op behoorlijk gruwelijke wijze het loodje. Hoe de merkwaardige priester (regisseur Jack Starrett zelf) aan zijn einde komt, ben ik reeds vergeten. Op het einde neemt de squaw het om onbegrijpelijke redenen op voor de laatst overgebleven blanke en schiet haar eigen broer dood...
Al met al duurde deze film maar tachtig minuten, maar het leek wel een eeuwigheid. Afgezien van de geinige manier waarop de Indiaan wraak neemt, wordt enkel het geklier van de ronduit irritante, debiele goudzoekers getoond. Het acteerwerk is hierbij vreselijk, terwijl het verhaal nauwelijks ontwikkelingen kent. De enige vindingrijkheid en het enige vermaak worden geboden middels de acties van de Indiaan. Slechts hierdoor verdient de film mijns inziens een drie en niet een één. Voor de rest valt er uit Cry Blood, Apache echt niets te halen.