Naar verluidt heeft regisseur Juan Piquer Simón collega Sergio Leone lopen observeren, terwijl deze zijn meesterwerk The Good, the Bad and the Ugly aan het draaien was. Afgaande op Los Diablos del Mar kan ik enkel concluderen dat Simón bijzonder weinig van de meester heeft opgestoken.
Het blijft bij het casten van enkele acteurs die je ook in spaghettiwesterns met enige regelmaat ziet opduiken. De vertolkingen van Aldo Sambrell en Frank Braña zijn weliswaar de meest memorabele de de film in huis heeft, doch dat zegt in dit geval meer over het (gebrek aan) niveau van de rest van de rolbezetting. Het acteerwerk is dus niet best.
Het verhaal is afkomstig van de bekende auteur Jules Verne, maar ik kan me getuige de chaotische vertelwijze van de film nauwelijks voorstellen dat de geschreven versie net zo ongestructureerd is. Jules Verne zal er niet wakker van liggen. Zijn avonturen-verhalen hebben immers wel vaker baggerfilms opgeleverd.
Hoe dan ook, de plot handelt over een stelletje walvijagers die dankzij een gemene kok (Sambrell) in Afrika belanden. Hier krijgen ze het aan de stok met wilde beesten en een evil Nederlandse slavenhandelaar (Braña). Vernuftig wordt het echter allemaal niet gebracht, maar wegens de Afrikaanse settings wordt er sporadisch toch nog wat visueel interessants geboden. Dat hierbij de acteurs altijd uit beeld zijn, moge genoeg zeggen. Het meest beklijvend zijn namelijk de plaatjes van wilde beesten, die doen waar ze goed in zijn; namelijk de wilde beesten uithangen.
Voor de rest is het vrij treurig gesteld met deze Spaanse b-film. Slechts enkele gewelddadigheden deden me enigszins opveren, maar dit mag eigenlijk geen naam hebben. Los Diablos del Mar is rotzooi, maar nu ook weer niet van het ergste soort. Gradaties in rotzooi aanbrengen is echter gratuit. Het blijft, hoe je het ook wendt of keert, immers rotzooi.