Een bende regeert met mafia-achtige praktijken Langdon City. De sheriff staat erbij en kijkt ernaar. Hij wendt zich tot het leger voor hulp. Kapitein Mike Jackson is ervoor te porren het tuig aan te pakken. Hij heeft namelijk nog een rekening openstaan met deze criminelen, die zijn van zijn vriendin een hoer hebben gemaakt. Tegenwoordig bestaat er in Amerika RICO wetgeving om dit soort georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Als we deze film mogen geloven, werd er in de tijd van het wilde westen een federaal agent op gezet. Deze ligt hier echter in bed met de bende, hetgeen de missie van de kapitein er zeker niet gemakkelijker op maakt...
Deze film stort in het eerste kwartier een behoorlijke hoeveelheid dialogen over de kijker uit. Dit is tamelijk ongewoon voor een spaghetti western en ik was er in dit geval eigenlijk ook niet echt van gediend. Hierna komt de prent alsnog redelijk op gang. De plot weet echter nauwelijks te boeien. Gelukkig is de film in technisch opzicht beter dan ik verwachtte en verzachten hoofdrolspeler Jeff Cameron en de actie de pijn enigszins. Tevens scheelt het dat de mooie Krista Nell aanwezig is. Irritant is echter de aanwezigheid van, de normaliter betrouwbare, Donald O'Brien. Hij zet een draak van een rol neer, zwaar overacterend als een Ierse slechterik.
Van de week zag ik overigens een andere western van Luigi Batzella, te weten Anche per Django le carogne hanno un prezzo. Die film, een jaar eerder gemaakt, bleek een belangrijke bron te zijn bij de totstandkoming van La colt era il suo Dio. Complete scènes werden vrolijk gerecycled en voorzien van andere dialogen. Dat kon dan wel weer een glimlachje bij mij veroorzaken. Het is dat de bronfilm vers in mijn geheugen zat, anders had ik er waarschijnlijk niets van gemerkt.