Rod Dana speelt een zwerver die viool speelt. Met het gejengel verdient hij wat geld. Wanneer hij in een stadje aankomt, gaat hij zich er mengen in een vete tussen twee families. Bovendien wordt hij verliefd op een vrouw. Dit vindt een andere kerel niet leuk en hij begraaft de violist tot zijn hoofd in het zand. Gelukkig vindt een oude kerel hem en lapt hem op, net op tijd voor de violist om de bruiloft tussen zijn liefje en de gemene kerel te stoppen...
Hier is geen sprake van een van de slechtste westerns, maar wel van een pief-paf-poef die tot de meest slaapverwekkende behoort. Een vreselijk saaie film waarvan de actievolle scènes op de hand van een melaatse zijn te tellen.
Het scenario is ook nog eens vreselijk afgezaagd en heeft veel weg van een Amerikaanse b-western uit de jaren '50. Maar die zijn gemiddeld genomen zelfs enerverender te noemen dan wat Tanio Boccia hier presteert. Wat voor nut het heeft om van de hoofdpersoon een violist te maken ontgaat me. Dit gegeven heeft namelijk geen enkele functie. Het gedoe met de oude kerel en zijn hondje past beter in een kinderfilm, maar eigenlijk kun je dat van de rest ook wel zeggen. Slechts het personage dat Gordon Mitchell speelt en het fragment wanneer de violist vier man afknalt in een enkel ogenblik, verraden dat de prent een spaghetti western is. Voor de rest is het een oubollige film die gemiddeld gemaakt is, maar bovenmatig verveelt.