De drie amigos uit de titel, zijn drie filmsterren uit het begin van de twintigste eeuw, het zogenaamde stomme filmtijdperk. Ze worden op straat geschopt door de baas van de Goldsmith Studios, maar één van hen, Steve Martin, zegt dat hij de filmbusiness kent als zijn broekzak: Geen nood, er duikt altijd een kans op! En warempel, zijn woorden zijn amper koud of er duikt een boodschapper op met een telegram.
Het drietal wordt door een Mexicaanse señorita uitgenodigd om af te reizen naar het stoffige plaatsje Santa Poco (what's in a name?) waar een belangrijke opdracht op ze wacht. Het drietal denkt dat ze worden uitgenodigd om een show op te voeren, maar aangekomen in Mexico, blijkt er een vergissing te zijn gemaakt: de señorita dacht dat de amigos echte helden waren, en wil dat zij een einde maken aan de terreur van El Guapo en zijn bende ...
Three Amigos heeft een erg mooi uitgangspunt en ook een mooie rolbezetting: Chevy Chase, Steve Martin en Martin Short zijn niet de beste komieken uit de filmgeschiedenis, maar ook niet de slechtste. Ik had daarom redelijk hoge verwachtingen, mede doordat ik wel hou van een spitse genreparodie. Chase en Martin hebben beiden inderdaad een paar aardige slapstickmomenten (Short is wat minder, zijn personage heet overigens Ned Nederlander), maar het is niet genoeg om de vaart er gedurende ruim anderhalf uur in te houden. Of misschien waren mijn verwachtingen gewoon te hoog: de film heeft zoals gezegd zijn momenten, en ook de nodige fans.
Er zijn een paar aardige bijrollen (de slechterik wordt gespeeld door Alfonso Arau, één van de best herkenbare lelijke gezichten uit The Wild Bunch) en sommige grappen op verbaal niveau zijn ware hoogstandjes (weet U wat "plethora" betekent?); andere grappen (zoals Randy Newman als zingend struikgewas) zijn dan weer te flauw om waar te zijn. Probleem is ook dat de eerste helft van de film veel geestiger is dan de tweede. Three Amigos is soms erg leuk, vaak nogal melig. Je bekijkt de film het best als je zelf in een melige bui bent.