Het derde en laatste deel van de Karnstein-trilogie, volgend op The Vampire Lovers en Lust for a Vampire. Behalve een korte scène met het personage Carmilla (die in alle delen tot leven wordt gewekt) heeft dit derde deel nog maar weinig te maken met de oorspronkelijke schepping van Sheridan LeFanu. In de film worden twee verschillende motieven worden gecombineerd: de heksenverbranding en de jacht op vampiers.
Maria en Frieda zijn achttienjarige tweelingzussen uit Venetië. Omdat ze onlangs hun ouders hebben verloren, worden ze naar een oom en tante gestuurd, woonachtig in Centraal Europa. In Centraal Europa is het niet pluis, dat weet het kleinste kind: het wemelt er van de vampiers en nu heerst er ook nog een heksenplaag. Oom Gustav, de voogd van de meisjes, staat aan het hoofd van een broederschap die heeft gezworen om alle heksen te verbranden. Intussen probeert Graaf Karnstein zijn nichtje Carmilla via bloedige rituelen tot leven te wekken. De meisjes zijn uiterlijk niet van elkaar te onderscheiden, maar nogal verschillend van aard: Maria is braaf en gehoorzaam, Frieda is ondernemend en doortrapt. Maria wordt verliefd op de leraar Anton, een brave borst, Frieda raakt in de ban van Graaf Karnstein ...
Het scenario heeft niet zo veel om het lijf en het valt de film aan te zien dat de grote dagen van Hammer voorbij waren; vrijwel alles is in de studio opgenomen en de sets zien er soms erg goedkoop uit. Twins of Evil ontleent zijn charme echter aan een goede sfeertekening en een buitengewoon geslaagde casting. Peter Cushing speelt de heksenjagende oom Gustav, en zoals verwacht doet hij dat heel overtuigend; de beste greep was echter de casting van de tweeling Madeleine en Mary Collinson, de eerste tweeling die het tot Playboy Playmates schopte. Beiden zijn regelmatig in zekere staat van ontkleding te bewonderen, en ze zijn het bewonderen waard.