Charlie is een student uit een middenklasse gezin. Op zijn universiteit bevindt hij zich tussen allerlei rijkeluiszoontjes. Op een avond is hij samen met een medestudent getuige van een studentengrap, de Jaguar van een docent wordt besmeurd met verf. Maandag moeten de twee getuigen op een hoorzitting verschijnen. In het (Thanksgiving) weekend gaat Charlie wat geld verdienen door Frank, een chagrijnige oud kolonel te babysitten. Frank is ooit blind geworden door een freak accident; hij was in een dronken bui met granaten waar de pinnen uit verwijderd waren aan het jongleren. Het enige dat hem nog op de been houdt is het zwakke geslacht. Frank neemt Charlie mee naar New York, waar hij min of meer voorbereidingen treft voor zijn zelfmoord. Gelukkig weet de correcte Charlie dat uit zijn hoofd te praten door hem te laten inzien dat het leven best leuk is. Als dank houdt de ineens weer bevlogen Frank een donderspeech bij de hoorzitting, waardoor de toekomst van Charlie gegarandeerd is. Dit is dus gewoon een tranentrekker met een uiterst voorspelbaar plot. Al Pacino kreeg een Oscar voor zijn acteerprestatie. Hij was redelijk op dreef, maar echt bijzonder vond ik zijn optreden niet. Zijn tegenspeler Chris O´Donnell was ronduit slecht. Over het geheel genomen is dit een vlakke, te lange film die vooral de geest van het achterlijke Amerikaanse feest Thanksgiving omarmt. Niet iets waarop ik zat te wachten dus.