Na zo`n 10 minuten vreesde ik dat deze film uit zou lopen op één groot antidiscriminatie-pleidooi voor dwergen. De hoofdrolspeler is namelijk een dwergje. Het gek aankijken en anders behandelen van dwergen is wel een onderdeel van de film, maar niet de hoofdzaak. Het gaat voornamelijk over de moeizame vriendschap die ontstaat tussen deze dwerg, een wat oudere kunstenares en een verveelde macho halfbloedje wiens vader op het sterfbed ligt. De dwerg komt hiermee in aanraking als hij een spoorweghutje erft na de dood van zijn baas. Aangezien hij met pensioen is, besluit hij zich terug te trekken in dit hutje. Maar rust vindt hij er nauwelijks want het halve dorp klopt oms de beurt op zijn deur. De dwerg is aanvankelijk erg stil maar opent zich op gegeven moment geleidelijk voor het dorp en voornamelijk voor de twee bovengenoemden.
Deze film is natuurlijk van begin tot eind een groot drama. Ik ben in het verhaaltje hierboven vergeten te zeggen dat de dwerg een treingek is! Dit wil zeggen dat hij uren naast het spoor kan zitten, wachtend op een trein. De halve film gaat dan ook over wandelingen langs het spoor en treinen kijken. Het doet mij een beetje denken aan Sideways. Die film gaat dan echter over wijn proeven. Maar ik wil niet de twee films over één kam scheren: The station agent is namelijk een stuk beter. Kwalitatief gezien en qua boeiendheid. De personages spreken veel meer! En dan niet zozeer de dwerg (die best saai is) maar alle drie wel. Ze vormen een bizar trio! Dus als je van dit type vrij zware drama`s houdt, is het een best goede film. Ik ben er echter persoonlijk niet zo weg van, dus vandaar mijn niet al te hoge punt. Een reden voor dit lage punt is ook de foute humor die erin zit: onderbroekenlol met een serieuze ondertoon. Gesprekken (of eerder gebrek aan gesprek) en personages, het kamerawerk en de sfeervolle beelden maken dit overigens goed.